Afscheid Marjolijn van den Adel
Edzard Gelderman over Marjolijn:
‘Van Marjolijn kan ik wel zeggen dat zij - zeker samen met Marijke Romijn en Marianne van Puyvelde, die beiden helaas niet meer onder ons zijn - het artistieke geweten van de Kunstschouw was. Het voorstel van een thema, de keuze van deelnemers, het realiseren van het ‘glossy’ Kunstschouw Magazine, werden vele jaren in belangrijke mate door Marjolijn bepaald. Marjolijn trad daarbij in vergaderingen en daarbuiten elegant bescheiden en ook standvastig op, waarbij ze oog en oor had voor ideeën van de anderen. Marjolijn verstond de kunst met de betrokkenen motiverend samen te werken. Ik noem met name nog de praktisch ingestelde Arnold Koopmans, die op de locaties veel voor elkaar kreeg. Ook hij overleed helaas. De overige bestuursleden, ieder van groot belang voor het reilen en zeilen van de Kunstschouw, vermeld ik met ere: we hadden een geweldige club bij elkaar die met hart en ziel de grote klus van de jaarlijks manifestatie klaarde.’
Marjolijn:
‘In het jaar voordat we hier definitief kwamen wonen, in 2004, bezocht ik met een vriendin de Kunstschouw. In haar tuin raakte ik in gesprek met de locatiehoudster Marjan van Puyvelde. Die vertelde me over de onzekere toekomst van de Kunstschouw: de drijvende kracht daarachter, Fred Kiel, zou na dat jaar vertrekken uit het bestuur. Mijn vriendin opperde of, gezien mijn ervaring in de organisatorische kunstwereld, dat bestuur niet iets voor mij zou zijn, zeker vanwege mijn komende verhuizing naar Zeeland.
Tja… zo begon het. Met eerst nog heen en weer rijden vanuit België voor de vergaderingen. Er ontstonden al snel vragen bij mij en geen eenvoudige. Maar ik liep voorlopig alleen maar mee. Er was echter dringend iets meer nodig. Het kunstschouwbestuur was niet breed, al het werk wat de kunstcommissie nu doet werd in summiere vorm gedaan door Fred Kiel van galerie Haamstede en ook in belangrijke mate door zijn vrouw Petra. Maar zij hadden commerciële belangen en hun vertrek naar St. Maarten was aanstaande. Ik ging met Fred meelopen door de werkzaamheden, ik zou hem gaan vervangen om zo, met ook nieuw bestuurslid Daniëlle Orelio, het bestuur te versterken.
Meisjes met parelkettinkjes
Ambtenaar van cultuur Bert Stuit suggereerde bij het afscheid van Fred dat de Kunstschouw zonder zijn drijvende kracht in elkaar zou storten. Hij zei letterlijk: “En meisjes met parelkettinkjes kunnen beter iets aardigs gaan doen.” Daar zat ik met mijn parelkettinkje…
De eerstvolgende werkdag heb ik een gesprek aangevraagd met de wethouder van cultuur én Bert Stuit.
Het bleek dat de gemeente de subsidie zou gaan intrekken vanwege het commerciële braderie gehalte van de toenmalige Kunstschouw. En omdat er ieder jaar overwegend dezelfde kunstenaars te zien waren.
Er gingen in het bestuur stemmen op om de Kunstschouw dan maar op te doeken en het overgebleven geld onderling te verdelen (dat laatste was een grapje).
Mijn suggestie bij het bestuur was het komende gesprek met de gemeente af te wachten om daarna te zien of ik met mijn nieuwe plan, dat ik eerder bij de gemeente uitlegde, nog iets zou kunnen bereiken. Dat voorstel werd aanvaard.
Ik kreeg bij de gemeente veel twijfel, maar mijn achtergrond werkte mee. Eén jaar subsidie, dat kreeg ik voor elkaar, om te laten zien dat het anders kon. Dat was kort dag.
Het Kunstschouwbestuur ging daarmee akkoord en veel medewerking/man/vrouwkracht kwam van Daniëlle Orelio, haar man en mijn vriendin die ik erbij kon betrekken als secretariële kracht. Daniëlle had nog een buurman die wel wilde helpen. Dat was Arnold Koopmans. Als de zogenaamde spin in het web onderhield hij de lijntjes tussen locatiehouders en bestuur en bestierde ook nog alle technische zaken.
Hoe het verder verliep
Kwalitatief goede professionele kunstenaars wilden niet bij een soort commerciële braderie exposeren… dat was het imagoprobleem van de toenmalige Kunstschouw. Dat werd de uitdaging.
Nieuwe voorwaarden en ook mijn kennis van kunstenaars waarmee ik eerder gewerkt had bij de kunstorganisatie Pictura Dordrecht (bestuurslid) en Pulchri Studio, een kunstgalerie in Den Haag (hoofd van de galerieën, meer dan 50 tentoonstellingen per jaar) hielpen daarbij.
Daarna zouden de ervaringen van die kunstenaars als een lopend vuurtje moeten gaan werken. En dat gebeurde, langzaam weliswaar.
Dat hielp ook bij een gesprek met de provincie met Jack van Aspert. De ontwikkeling van de Kunstschouw was toen al te zien en de subsidie werd verdubbeld. Ook de St. Renesse kwam daarna met subsidie over de brug. Daarmee konden we weer betere kunstenaars aantrekken en dat had weer een aantrekkende werking, zowel bij het publiek als bij goede kunstenaars die zich zélf gingen aanmelden. Dat nam de druk weg, het balletje ging rollen.
Ondertussen waren er meer bestuurswisselingen en waren met name mijn onmisbare steun en toeverlaat Marijke Romijn en onze kunstexpert Ifrea Dorreman-Krul erbij gekomen.
Dick Leijnse en Marjan Overdijk, goede vrienden met werkzaamheden bij museum Beelden aan Zee in Den Haag, zorgden ook voor kunstzinnige inbreng, vooral binnen de redactie van het Kunstschouw Magazine. Dit magazine werd in fijne samenwerking tot een standaard voor de Kunstschouw. Met nadruk hoort in die samenwerking ook Sandra van Voici Vormgeving, met wie ik, met veel professioneel geduld van haar kant, vanaf de allereerste keer achter de computer heb gezeten om het magazine vorm te geven. Die ontwikkeling ging langzaamaan beter, we werkten in het begin nog met afgedrukte foto’s, toen de kunstenaars de digitale mogelijkheden onder de knie kregen.
Na nog wat bestuurswisselingen brak de tijd van prettig samenwerken aan, met veel humor (daar wil ik toch even Pim van der Wel met zijn adremme artistieke luchtigheid bij noemen) en met veel onderling plezier!
En dat laatste, liefst heel veel plezier hebben met hetzelfde doel voor ogen in een fijne samenwerking, is onmisbaar in vrijwilligerswerk. Dat zou een streven moeten en kunnen zijn en dat wens ik het komende bestuur en kunstcommissie in alle nieuwe samenstellingen van harte toe. Dat komt het doel ten goede maar bezorgt ook samenwerkende mensen een fijne zingeving. Maak plezier!’